Geschiedenistot1970

Een standaardwerk over de geschiedenis van de seksuele voorlichting in Nederland is nog steeds Gevreesde Vragen van H.Q. Röling. Het boek beslaat de periode van het begin van de 19e eeuw tot ongeveer 1970. Die periode is niet toevallig gekozen.

Rond 1800 begon het seksuele als probleem tot het bewustzijn van de westerse wereld door te dringen. Rond 1970 beschouwden velen het seksuele probleem als opgelost.
Voorbehoedmiddelen waren vrijgegeven, het leek erop dat seks als plezier opgevat worden, met jezelf, met iemand van hetzelfde geslacht of zonder trouwring. Pornografie was vrij verkrijgbaar, de pil leek een eind gemaakt te hebben aan de angst voor zwangerschap. En er was eindelijk ’echte’ voorlichting. Niet alleen over de geslachtsorganen en de rol van man en vrouw bij de bevruchting, maar ook over zelfbevrediging, homoseksualiteit, vrijen, voorbehoedmiddelen en soa, en dat allemaal zonder moralisme.
De geschiedenis van de seksuele voorlichting is in deze opvatting een gesloten en afgebakende zaak. Het begin en einde ervan zijn aan te geven. Wat er tot stand kwam geeft reden tot tevredenheid. We moeten die vooruitgang ook vasthouden en er is nog genoeg te doen om ook achtergebleven groepen zoals allochtonen te informeren. Maar de voorlichting zelf – zo zegt ook Röling – is geen ‘probleem’ meer.

Voorstanders en tegenstanders van seksuele voorlichting

Röling besteedt veel aandacht aan bronnen, achtergronden, aan de voorlichters en de discussies die ze voerden in hun vakbladen en boeken. Het betreft hier behalve medici vooral pedagogen. Röling is zelf docent historische opvoedkunde aan de Universiteit van Amsterdam.
Een voor de hand liggend onderscheld dat hij maakt is tussen voorstanders en tegenstanders van seksuele voorlichting. De tegenstanders vreesden oprecht dat kinderen er nog niet aan toe waren en er ook geen belangstelling voor hadden. Ze zouden alleen maar in verwarring raken, onnatuurlijke en ongezonde prikkels te verwerken krijgen, daardoor schade oplopen aan hun gemoedsrust en hun latere geestelijke welzijn. De voorstanders daarentegen wezen op de gevaren van onwetendheid, op de noodzaak het kind niet aan z’n lot over te laten, maar het te begeleiden op die moeilijke weg naar de volwassenheid. Hoeveel gevaren dreigden onderweg daarnaar niet. Hoe makkelijk kon de jongeman of de maagd zich niet in alle onnozelheid laten verleiden tot de meest schadelijke en verschrikkelijke praktijken? Zelfbevlekking (die immers lichaam en geest verwoestte), onbedoelde zwangerschap, homoseksualiteit en andere afwijkingen, geslachtsziekten, ze lagen als demonen op de loer als men het kind niet wapende met kennis en een juist oordeel.

Voorstanders meestal conservatief

Uit deze beschrijving zal duidelijk zijn dat men onder ‘voorstanders’ niet hetzelfde moet verstaan als ‘progressieven’. Röling maakt dat onderscheid helaas niet systematisch.
De meeste voorstanders wilden (en willen) vooral waarschuwen. Alle mogelijke verlokkingen en gevaren bedreigden het onschuldige kind: van onanie tot perverse volwassenen. De meeste voorstanders van seksuele voorlichting waren dus conservatief. De meeste tegenstanders ook.
Sommige tegenstanders waren progressief: ze ergerden zich aan de bangmakerij van de pedagogen en dokters. Dan maar liever niets, zeiden ze.
Maar er waren ook altijd een paar voorstanders die progressief waren. Aan die mensen is de vooruitgang te danken geweest. Een voorbeeld dat Röling noemt is Annie Mulder van de Graaf:

Als de jonkies eerst moeten groeien in de buik van de moeder, – zoals bij de marmotten – dan moet ook het zaadcelletje in het marmottenlijfje gebracht worden(…) “Maar heb jij dat dan ook gedaan vader?” 
.”Ja jong.”
“Hoe kwam het zaadje dan in moeders buik? Door een sneed-je? Of heb je het opgedronken met een beetje water, moeder?” 
“Nee vent, dat wordt van onderen naar binnen gebracht, waar het kindje uitkomt; ik zal je thuis daarvan wel platen laten zien.” 
“Maar waar komt dat zaadje uit?” 
“Uit vaders lichaamsdeel, waar hij de plas mee doet, dat is ook voor de zaadjes!” 
“Maar hoe gaat dat?” 
“Wel, vader brengt dat in moeders lijf, in de opening waar ook het kindje uit moet komen. Wacht maar op de platen thuis!” 
“Vader, waar zitten de zaadjes?” 
“Hierin JW.”(wijzend op testes). 
“Moeder, kriebelt dat niet als vader zo’n zaadje erin brengt?” 
“Ja, het kriebelt wel een beetje.” 
“Vader, voel je dat als het zaadje eruit wil?” 
“Ja jong, als je ouder bent komen de zaadjes wel eens vanzelf; maar pas veel later leg je ze in je eigen vrouwtje neer.”
“Maar moeder, waar komen de kindertjes toch uit?”
“Hieruit, JW, hier de groote, hier de plas en hier tusschen het kindje – en daar wordt het zaadje ingebracht ook.” 
“O.” 
A. Mulder van de Graaf, Tijdschrift voor Ervaringsopvoedkunde (1926)

De seksuele voorlichting vertoont in de beschreven periode af en toe dit soort grensverleggende teksten.

Reacties

Röling beschrijft de reactie van toonaangevende pedagogen op deze voorlichting:

Het is misschien overdreven om te zeggen dat half pedagogisch Nederland flauwviel bij deze scene, maar er werd op zijn best met respect over de moed van de auteur gesproken, volmondige steun voor haar methode heb ik nergens gevonden. Zelfs de bezadigde Gunning kon geen begrip opbrengen voor dit soort. ‘natuurfanatici’.
Kohnstamm wees het zonder meer van de hand: “Allerminst verwacht ik heil van een voorlichting met de daad als Mevr. Mulder van de Graaf beschrijft….”
“Een paedagoge van het jaar nul…” oordeelde P. H. Ritter jr. “Dergelijke exsessen van voorlichting acht ik even weerzinwekkend als funest…”
Dokter A. Heymans was twintig jaar later (in 1947) nog steeds verontwaardigd :“Het zou belangrijk zijn te weten wat JW op 18-jarige leeftijd en later gedacht, gezegd en gedaan heeft. Ik kan mij voorstellen dat hij gevloekt heeft bij de herinnering aan zo een consequente schaamteloosheid.”
(Gevreesde Vragen, p. 130)

Zelfbevrediging

Rond 1970 wordt een voorlopig hoogtepunt bereikt:
Het verhaal van de bevruchting, zwangerschap en geboorte is uit de privé wereld gehaald: alleen voor de allerkleinsten blijft het beeld bestaan van de moeder en vader die dit pijnlijke onderwerp aansnijden. Voor alle anderen wordt de wetenschappelijke beschrijving en uitbeelding van bevruchting (overigens nog steeds zonderuitbeelding van de seks), zwangerschap en geboorte openbaar. De kennis erover is in honderd jaar enorm toegenomen en met name de groei in de baarmoeder wordt met moderne foto- en filmtechnieken indrukwekkend uitgebeeld.
Zelfbevrediging, waarschijnlijk het centrale probleem van de voorlichting aan jongeren in de beschreven periode, veranderde van een angstaanjagende bedreiging voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid, ja zelfs een misdaad die met moord werd vergeleken, in iets wat tamelijk normaal was, ook al werd het alleen in grensverleggende teksten ook voor gehuwden aanbevolen.
Seks voor het huwelijk, ook een belangrijke kwestie van de voorlichting, wordt in 1970 als een normale optie beschouwd voor steeds langer ongehuwd blijvende adolescenten.
Praktische voorlichting over anticonceptie, vrijen en omgaan met problemen neemt de plaats in van ernstige beschouwingen. Homoseksualiteit wordt in aparte boeken en andere teksten verdedigd als acceptabele seksuele voorkeur. Zoals gezegd, eindigt het boek van Röling ten tijde van de seksuele revolutie, die een proces van vooruitgang na de tweede wereldoorlog bekroonde met opvattingen en voorzieningen die tot voor kort niet meer weg te denken leken uit onze beschaving.

Conservatief

De ironie wil dat het boek van Röling geschreven is in de jaren negentig, die conservatiever waren dan de jaren zeventig. De seksuele revolutie duurde niet lang genoeg om de nieuwe voorlichting ook systematisch te integreren, bijvoorbeeld in het onderwijs. De vraag ‘Waar komen de kindertjes vandaan?’ bleef binnen de sfeer van heilig ontzag voor het moederschap en de schepping. Het echte antwoord over waar de kindertjes vandaan komen (motieven en oorzaken van zwangerschap) werd in de voorlichting uit de weg gegaan. De moderne voorlichting zoals die in projecten voor jongeren gestalte krijgt (zoals Leve de liefde of Neuken doe je zo) laat het onderwerp in feite buiten beschouwing. Hetzelfde geldt voor de veelal op jonge vrouwen gerichte voorlichting om hun seksgedrag te verbeteren (Seks voor luie meisjesHet Orgasmeboekje).
Er ontstond zo een kloof tussen de denkwereld van de seks (genot en gevaar) en de denkwereld van zwangerschap (relatie, huwelijk, gezin) die weinig met elkaar te maken lijken te hebben.
Seksueel overdraagbare aandoeningen waren altijd een belangrijke negatieve inspiratie voor het geven van voorlichting, maar na de uitvinding van de penicilline werd de angst minder, wat bijdroeg aan het collectieve verlangen naar grotere vrijheid dat tot de seksuele revolutie leidde. Hoog gespannen verwachtingen, ongeduld, oppervlakkige kennis of motivatie, kortom het menselijk tekort, riep als vanzelf een tegenbeweging op, die langzaam maar zeker het spreken over seksualiteit overnam.
Na de ontdekking van aids rond1980 kwam de angst in de voorlichting over seks weer terug. De sleutelwoorden ‘bevrijding’, ‘emancipatie’, ‘lust’, werden vervangen door ‘seks’, ‘risico’ en ‘misbruik’. Over de ‘seksuele revolutie’ ging men meesmuilend, laconiek of minachtend spreken.
Het boek van Röling past bij dit klimaat. Het is een historische studie die als het ware afrekent met de ambities van progressieve seksuele voorlichters.

Voorlichting geen probleem meer?

Rölings boek is dan ook meer dan een interessant en op zich goed geschreven overzicht van een stukje geschiedenis. Het is ook een interpretatie van die geschiedenis. En die interpretatie is de stem van de heersende mening. Die zegt: “Voorlichting als probleem, dat is geschiedenis. Dat ligt achter ons. Dat is opgelost. We hebben nu echte voorlichting, nuchter en feitelijk en zakelijk. Mensen hebben zich vroeger heel erg druk om die voorlichting gemaakt. De tegenstanders zijn er overdreven bang voor geweest. De voorstanders hebben er overdreven veel van verwacht. Geen van beiden heeft gelijk gekregen”
Maar aan het eind van zijn boek noemt Röling de seksuele opvoeding wel een ‘opgave’: “…we moeten ons onverminderd zorgen maken of jongeren zich wel seksueel verantwoord gedragen.”
En daarmee is de seksuele voorlichting toch kennelijk nog steeds een ‘probleem’.

H. Q. Röling, Gevreesde Vragen, Geschiedenis van de seksuele opvoeding in Nederland, Amsterdam University Press 1994.