geneticagenetica

Genetica is de wetenschap van erfelijkheid. Het is al heel lang bekend dat eigenschappen worden overgeërfd. Toen de mens zo’n 10.000 geleden begon met de landbouw, werden daarbij ook gewassen geteeld en veredeld. Hetzelfde gebeurde met het fokken van dieren. Ook mensen zelf probeerden hun beste erfelijke eigenschappen te laten overerven door de voortplanting met zieke, zwakke en oude partners te vermijden. Deze discriminatie komt voort uit de natuurlijke selectie, waarbij elk individu een zo gezond (jong en mooi) mogelijke partner zoekt, wat weer gevolgen heeft voor de eigenschappen van het nieuwe individu en op de lange duur ook op de eigenschappen van de hele soort.

Historie

De echte wetenschappelijke benadering van de erfelijkheid is nog maar een paar honderd jaar oud. Het begon in de 17e eeuw met de ontdekking van spermatozoa door Christiaan Huygens, en het eerste gebruik van het woord ‘cel’ door Robert Hooke in die tijd. In de 19e eeuw werden de chromosomen in de celkern waargenomen en stelde Mendel de eerste erfelijkheidswetten op. Die werden overigens lange tijd genegeerd. Nog in de twintigste eeuw was er grote onwetendheid over het bevruchtingsproces. Pas in de tweede helft van de 20e eeuw ontstond duidelijkheid over de celdeling en de wijze waarop het DNA (de chromosomen) eigenschappen van individuen aan nakomelingen doorgeeft. De structuur van het DNA werd in 1953 vastgesteld en in het jaar 2000 kon het totale aantal (ongeveer 30.000) genen van de mens in kaart gebracht worden. Elk gen is een stukje DNA, dat bestaat uit miljoenen eiwitmoleculen. Genen samen zorgen ervoor dat het nieuwe individu de gecombineerde eigenschappen van de twee ouders heeft.

Ingrijpen in de voortplanting Ingrijpen in de voortplanting

De genetica is ook steeds meer tot de verbeelding gaan spreken. Vanaf het begin van de seksuele hervorming is er een heftig debat geweest over de vraag in hoeverre de mens mag ingrijpen in de voortplanting. De weerstand tegen het gebruik van voorbehoedsmiddelen was aanvankelijk zeer heftig, en is ook nu nog wijd verbreid. Niet alleen de Katholieke kerk, ook andere godsdiensten leggen allerlei beperkingen op aan het gebruik en de beschikbaarheid van anticonceptiemiddelen. Het gaat daarbij vooral om het voorkomen van losbandigheid voor of buiten het huwelijk Daartegenover staat dat overal in de wereld de gezondheid van moeders en kinderen belangrijk wordt gevonden, zodat in de praktijk de bewuste regeling van het kindertal wel degelijk wordt gesteund. Je kunt zelfs stellen dat de mens, net als de andere grote primaten, altijd een beperkt aantal kinderen heeft gehad omdat de investering in een kind altijd hoog is geweest. De grote gezinnen van de 19e en begin 20e eeuw waren een uitzondering, een soort uitwas aan het begin van de moderne tijd met z’n toenemende welvaart en gezondheidszorg.

Ingrijpen in de erfelijkheidIngrijpen in de erfelijkheid

Een stap verder is het ingrijpen in de erfelijkheid. Het idee dat de mens maakbaar zou kunnen zijn zodat het mogelijk wordt om te beslissen van welke kwaliteit het nageslacht kan worden, is aan de ene kant aantrekkelijk omdat de mens, net als alle andere levende wezens, immers altijd al een zo goed mogelijk nageslacht heeft nagestreefd. Aan de andere kant heeft dit ook gevoelens van afschuw opgeroepen. Al vanaf het begin van de seksuele hervorming komen wij in de literatuur en kunst voorbeelden tegen van afschuw van menselijk ingrijpen in de eigen voortplanting. Tot en met de dag van vandaag is de heersende benadering dat ‘reproductieve technologie’ onnatuurlijk is, tegen de wil van God (Allah) en onvermijdelijk tot rampspoed leidt, van het monster van de Graaf van Frankenstein uit het boek van Mary Shelley uit 1800, via Brave New World van Aldous Huxley in 1930, de eerste IVF- baby die in 1978 in Engeland werd geboren, tot en met de geruchten dat er al mensen gekloneerd zijn. Deze houding komt ook tot uiting in onze strenge wetgeving die zelfs het onderzoeken van embryo’s die meer dan 14 dagen oud zijn strafbaar stelt. Dit verschijnsel doet zich overigens altijd voor als er een onvermijdelijk ontwikkeling aan de gang is die samenhangt met de vooruitgang van de mensheid.

Kunstmatige bevruchting

De medische wetenschap gaat stap voor stap vooruit, ondanks de conservatieve grondhouding van de medische stand. Dat komt eenvoudig doordat op medici een beroep gedaan wordt in de alledaagse situaties van mensen, in dit geval bijvoorbeeld onvruchtbare echtparen met een hevige kinderwens. Als medici net als de meeste andere mensen vinden dat kinderloosheid iets vreselijks is, dat het gezin de beste samenlevingsvorm is, onmisbare voorwaarde voor een goede lichamelijke en geestelijke gezondheid, zelfs grondslag van een goede maatschappij, dan zullen zij vanzelf alles in het werk stellen om hun patiënten te helpen. En zo is dan ook mede dankzij de technologische ontwikkelingen de kunstmatige bevruchting een ingeburgerde praktijk geworden, met enkele duizenden geboorten per jaar in de wereld.

Ingrijpen in Gods schepping

Ingrijpen in Gods schepping

Van oudsher hebben mensen een gezond nageslacht willen hebben. Mislukte baby’s werden door de moeder of iemand anders doodgemaakt voordat de moeder er zich aan kon hechten. In onze tijd gebeurt dat nog steeds, alleen nu via een door regels omschreven procedure, waarbij wel ook de ouders het laatste woord hebben. Door de ontwikkeling van de technologie kunnen baby’s langer overleven, en is het ook moeilijker te beslissen wat ‘mislukt’ is. Bovendien bestaat er een krachtige beweging tegen het doodmaken van baby’s. Uit religieuze en conservatieve hoek komen dezelfde bezwaren als vroeger tegen anticonceptie en abortus, namelijk dat deze praktijken zouden ingrijpen in Gods schepping.
Een belangrijk gevolg van de technologische ontwikkeling is dat veel betere diagnostiek mogelijk is. Dat betekent dat de vrouw veel eerder kan ingrijpen. Het recht op informatie houdt ook in dat als een vrouw zwanger is en er bepaalde risico’s verbonden zijn aan haar constitutie of die van haar man, men alle maatregelen kan nemen om de gezondheid van het toekomstige kind optimaal te bevorderen.

Genetisch onderzoek

Genetisch onderzoekIn de laatste 40 jaar zijn er aan alle grote ziekenhuizen klinieken gekomen die zich bezighouden met genetisch onderzoek. Men kan dus zeggen dat de genetica ingeburgerd is, maar het gaat dan vooral om het voorkomen of alleen maar goed omgaan met bepaalde erfelijke aandoeningen die vallen binnen het terrein van de medicus. In Nederland worden elk jaar ongeveer 5000 kinderen geboren met aangeboren afwijkingen. Als blijkt dat de kans op een erfelijke ziekte groot is, en de prenatale diagnostiek nog niet zover is dat alle gevallen tijdig kunnen worden opgespoord, zullen de alternatieven beperkt in aantal zijn. Er zijn er die afzien van een zwangerschap, een kind adopteren, of toch bewust het risico nemen. Hoewel dat recht nog onaantastbaar is, zal de adviserende arts niet kunnen nalaten in een zekere richting te sturen. Deze kwestie is tegenwoordig natuurlijk zeer actueel. Denk aan het pleidooi van enkele rechters voor het steriliseren van verstandelijk gehandicapten, of aan de rechter in de zaak van het meisje Savanna dat door haar moeder systematisch werd mishandeld en ten slotte gedood. De rechter gaf de moeder TBS omdat er voor moest worden gezorgd dat ze niet opnieuw zwanger zou raken. Het is duidelijk dat de genetica een steeds belangrijker thema wordt van de seksuele hervorming in de 21e eeuw.

Bron: Joep Geraedts, De Genetica van de mens in een notendop,
B. Bakker, 2005