hetaangaanvanrelaties 

relatiesHet pasgeboren kind is volledig hulpeloos en ten dode opgeschreven als het niet wordt verzorgd. In zekere zin geldt dit voor alle hogere dieren, maar bij de mens is de afhankelijkheid van het kind wel bijzonder opvallend en langdurig.

Groepsdieren

We hebben gezien dat we aan die lange periode van afhankelijkheid te danken hebben dat we van alles kunnen leren. Mensen zijn groepsdieren en moeten samenwerken met anderen omdat alle leden van de groep, de stam of het volk afhankelijk van elkaar zijn. Hoe ingewikkelder de samenleving is hoe meer kinderen moeten leren. Maar het principe blijft hetzelfde: iedereen helpt iedereen omdat daar voor iedereen iets tegenover staat. Dit is dus de grondslag van onze sociale relaties.

Sociale relaties in de kindertijdsociale relaties

Afhankelijkheid is dus de normaalste zaak van de wereld. Toch wil het kind zo zelfstandig (‘onafhankelijk’) mogelijk worden, omdat dat een voorwaarde is voor het leren. Elke keer als het kind iets leert verovert het een beetje zelfstandigheid. Als het kan kruipen is het niet meer aan één plaats gebonden, als het de schoenveters zelf kan strikken, heeft het niet meer iemand anders nodig. De prestatie van het leren van iets geeft een bepaald soort positieve bevrediging, een gevoel van succes en macht. Slaagt het kind niet, hetzij door beperkingen van zichzelf (als het iets onderneemt wat het niet kan) hetzij doordat de omgeving remmend werkt, dan gaat dat samen met een negatief gevoel van ‘afhankelijkheid’. Afhankelijkheid in persoonlijke relaties is dan ook in de beleving van de meeste mensen nauw verwant met onmacht en onvrijheid. Persoonlijke relaties onderscheiden zich van algemene sociale relaties omdat er meer bij te pas komt dan afhankelijkheid. Een grote rol wordt gespeeld door wat we ‘gehechtheid’ noemen. Ook die wordt in de kindertijd geleerd: De zuigeling is volledig afhankelijk van de moeder, maar is nog niet aan haar gehecht. (De moeder is bijna onmiddellijk aan het kind gehecht).
Afhankelijkheid betekent niet passiviteit. Het jonge kind is al heel actief als het gaat om het verkrijgen van voeding en aandacht, vertedering en zorg. Het huilt in verschillende toonaarden, slaakt kreetjes en andere geluiden, geeft signalen met ogen en handen. En de omgeving, met name de moeder, is erop ingesteld op die gebaren en geluiden met zorggedrag te reageren. Van de eerste glimlach raken moeders (en vaders) in verrukking, van tekenen van ziekte of gebrek raken ze in paniek.

Hechtingsgedrag

hechtingsgedragEr is dus vanaf de geboorte al een proces van ‘bonding’ tussen moeder en kind, maar pas na een jaar of langer begint het kind zich aan de moeder te hechten in een proces dat enkele jaren in beslag neemt. Laten we voor de beschrijving van dit hechtingsgedrag de ‘wij’ vorm gebruiken. Het gaat tenslotte over ons allemaal. Wij zijn het kind en moeder is blij met ons. Ze houdt ons vast en praat, lacht, verwent en verzorgt. Deze aanwezigheid van moeder ervaren we als veilig geluk. Gaat moeder weg dan kijken we al gauw in het rond tot ze weer terug is. Gaat moeder wat langer weg dan worden we onrustig, we zoeken haar met onze ogen, we roepen haar. Komt ze niet meteen dan worden we echt ongerust en boos. Als ze dan eindelijk komt opdagen, willen we eerst niets van haar weten. Ze moet ons troosten en geruststellen, dan breekt de zon weer door en zijn we weer even blij als voorheen. Blijft moeder echt heel lang weg dan raken we in paniek, schreeuwen het uit van angst en boosheid, tot we er bijna in stikken. Een ander kan ons niet troosten. Blijkt moeder nooit meer terug te komen, dan houdt het schreeuwen van vermoeidheid op, we rouwen om het verlies en zijn lange tijd neerslachtig.

Evolutie

De verklaring voor dit gedrag is eenvoudig. In de wereld waarin wij geëvolueerd zijn dreigde voortdurend gevaar. Onze voorouders gingen wel op jacht maar ze leefden zelf ook in groepen die door andere roofdieren werden bedreigd en aangevallen. Met name kleine kinderen waren daarbij doelwit. Hechtingsgedrag heeft zich dus ontwikkeld bij jonge kinderen als een strategie van overleving.

Zorggedrag

Een kind eist op deze manier aandacht en zorg voor zich op en de moeder is geprogrammeerd om daarop met zorggedrag te reageren. Zoals het kind de zorg van de moeder eist, zo eist de moeder de zorg van de vader en beiden de zorg van de directe omgeving, hun eigen ouders of andere familieleden en bekenden. Die omgeving reageert over het algemeen met voorspelbaar zorggedrag. Iedereen wordt geraakt door het vragen om zorg door hulpeloze, kwetsbare kleintjes. Dit is een duidelijk voorbeeld van gedrag en gevoel dat in de loop van de evolutie ontstaan is als absolute noodzaak voor het overleven van onze soort. We herkennen het hechtings- en zorggedrag ook bij andere dieren.
Hechtingsgedrag wordt het sterkst ontwikkeld in de vroege kindertijd, maar het blijft het hele leven een vast hoofdonderdeel van ons gedragsrepertoire. De moeder, bijvoorbeeld, toont ten opzichte van haar kind behalve zorg ook het hechtingsgedrag dat ze zelf als kind geleerd heeft. Bovendien heeft de moeder zich gehecht aan de vader van het kind. De vader is op zijn beurt aan de moeder gehecht, maar moet ook aan haar zorg en bescherming bieden.

Afhankelijkheid in de kindertijdafhankelijkheid

En alsof dit nog niet moeilijk genoeg is vindt de hechting ook nog plaats binnen een situatie van afhankelijkheid. Het kind hecht zich aan de moeder, van wie het afhankelijk is. De moeder hecht zich aan het kind terwijl ze er ook voor moet zorgen. In zekere zin is de moeder ook van het kind afhankelijk als het gaat om haar gevoel van eigenwaarde. En de moeder is ook gehecht aan de man van wie ze voor haar gevoel van veiligheid afhankelijk is. De man moet moeder en kind beschermen en is tegelijk aan ze gehecht (op de manier waarop hij zichzelf als kind heeft leren hechten) en van ze afhankelijk voor zijn gevoel van geborgenheid.

Lustgedrag

Maar de hele zaak is nog gecompliceerder. Er is nog een derde component die in persoonlijke relaties een belangrijke rol speelt, en dat is de seksuele lust. We hebben al opgemerkt dat het kind over een lust en antilust programma beschikt waarvan het voorspelbare resultaat is dat het zich in de volwassenheid zal voortplanten. Het ‘oefenen’ begint al vroeg en de omgeving reageert zo dat het bij ons evolutiestadium passende gedrag wordt aangeleerd. Hier ligt een bron van spanningen.
En niet alleen vanuit het kind gezien. De lustfunctie is bij mannen anders ontwikkeld dan bij vrouwen. Hij is geprogrammeerd om zijn genetisch materiaal zo veel mogelijk te verspreiden, terwijl zij de meest geschikte vader voor haar kind moet selecteren uit een (zeker als ze jong is) ruim aanbod. Heeft ze het kind eenmaal dan is de vader wel gehecht en zorgzaam maar ook nog steeds geneigd naar een andere seksuele partner te verlangen, ‘vreemd’ te gaan, zoals dat treffend heet (het onbekende maakt een seksueel contact opwindend). Dit roept bij de moeder angst voor verlating op (zij is immers zowel aan hem gehecht als van hem afhankelijk) en ze moet alle zeilen bijzetten om hem aan zich te binden. Aangezien hij ook aan haar gehecht is maakt dit gedrag hem ook wel weer gelukkig. Uitgesloten voelt hij zich echter ook wel eens door haar kennelijk exclusieve band met het kind. Het kind merkt dat moeder en vader samen iets hebben waar het van buitengesloten is, iets wat geheim en verboden maar ook fascinerend is. Zo ontwikkelt het kind voor de puberteit al een privé- wereld van mentale voorstellingen die zich onderscheidt van het gedrag dat het kind naar buiten toe vertoont.

Het gezin

het gezinHet voorgaande geeft een beeld van de relaties die zich in het gezin voordoen. De mooie kanten daarvan, veilige gehechtheid, zorg en lustbevrediging kennen we onder de namen liefde en geluk. De lelijke kanten zijn de angstige gehechtheid en de lustbeperking, die we kennen onder de namen jaloezie, schuldgevoelens, seksuele frustratie, ongelijkheid en onvrijheid. De grondpatronen van hechting, lust en zorg zijn bij het kind al voor de puberteit gevormd. Dit betekent niet dat ze absoluut en onveranderlijk vastliggen, maar dat ze met grote waarschijnlijkheid als verklaring kunnen dienen voor het gedrag dat in de adolescentie en volwassenheid in persoonlijke relaties zo veelvuldig te observeren valt.

Artikel in andere taal lezen?

Engels

Duits

Frans