schennis;behandeling

Het apparaat dat onze rechtstaat draagt bestaat uit politie, officieren van justitie, rechters en advocaten, die idealiter allemaal binnen de grenzen van de door de volksvertegenwoordiging opgestelde wetten moeten opereren. Daarnaast spelen ‘deskundigen’ een rol, zoals de geschoolde onderzoekers van bewijsmateriaal. En dan zijn er de psychiaters, die een oordeel over de ‘geestesgesteldheid’, de ‘vrije wil’ of de ‘toerekeningsvatbaarheid’ van verdachten geven. schennis; behandeling

Over de kromme rol van psychiaters in het recht schreven Crombach e.a. hun boek Dubieuze zaken In 1992. Ze vertellen daarin over een zekere Dr. Grigson, bijgenaamd Dr. Death, een psychiater die als deskundige in 115 strafzaken in Texas de doodstraf wist te doen opleggen door met stelligheid te beweren dat de verdachte ‘een bedreiging zou blijven vormen voor de samenleving’ (een eis die de wet voor het toekennen van de doodstraf stelt). Zo knap was deze psychiater dat hij de verdachte niet eens hoefde te zien om tot zijn stellige overtuiging te komen. Crombach e.a. menen dat dit in Nederland ondenkbaar is, dat hier de verdachte altijd onderzocht wordt en dat van de rapportage meestal veel werk wordt gemaakt. Vervolgens tonen ze aan dat ook het oordeel van Nederlandse psychiaters niet veel waard is, terwijl de rechter zich bijna altijd door hen laat leiden.
Sinds het boek van Crombach is er in de afgelopen tien jaar het een en ander verslechterd (zie bijvoorbeeld Britta Böhlers, Crisis in de Rechtstaat uit 2004), en van tijd tot tijd komt er een zaak in het nieuws (zoals die van de ten onrechte veroordeelde Cees B. in de zaak Nienke Kleiss) waar iedereen van schrikt.
Als de corruptie van het recht aan het licht komt mag je verwachten dat het systeem rechtvaardiger wordt. Maar er treedt ook een tegengesteld effect op.
Twee ‘ontsnappingen’ van tbs’ers in twee jaar veroorzaakten zoveel hetze dat de minister van justitie zich geroepen voelt om steeds ‘krachtiger’ maatregelen te nemen. Een sfeer van paniek golft door alle geledingen van het apparaat, van rechters tot en met hulpbewakers.
En zo heeft ook de psychiater die over onze pedo een advies uitbrengt er geen probleem mee dat hij de verdachte niet heeft onderzocht. Hij weet gewoon dat er geen 100% garantie is dat de verdachte geen gevaar voor de samenleving of voor zichzelf vormt. En de provincierechter volgt uiteraard dat ‘deskundige’ advies en geeft een Rechterlijke Machtiging af voor een ‘behandeling’ in een gesloten psychiatrische inrichting.
Hij wordt dus voor de gemoedsrust van anderen opgesloten. Hij wordt dag en nacht bewaakt. Hij krijgt een stok in de broek als hij naar de tandarts gaat. Hij wordt chemisch gecastreerd. Hij wordt dagelijks blootgesteld aan de botheid van begeleiders met weinig of geen kennis van zaken, pedagogische vaardigheden of meer dan een minimum aan medemenselijkheid.
Het apparaat draait volgens de regels door. De rechter is zogenaamd onafhankelijk, de psychiater is zogenaamd deskundig, de advocaat mag een duit in het zakje doen. Elk half jaar wordt dit ritueel tegen betaling even opgevoerd en wordt de Rechterlijke Machtiging verlengd.
En hier kraait geen haan naar.
De sfeer van zedenpaniek is zodanig dat niemand verantwoordelijk gehouden wil worden voor het vrijlaten van een pedofiel als niet 100% zeker is dat hij geen bedreiging zal blijven vormen voor de samenleving. En aangezien 100% zekerheid niet bestaat, kan de psychiater zonder onderzoek met stellige overtuiging de rechter zijn deskundig advies geven en wordt onze pedo maar voor de zekerheid opgesloten in een psychiatrische inrichting. En hoe kritischer hij is hoe meer kans hij heeft op het etiket ‘onbehandelbaar’, met als gevolg levenslange opsluiting, uiteindelijk voor helemaal niks.
Wie de Nederlandse beschaving anno 2005 wil peilen, moet vooral ook hier eens kijken.
Dik Brummel

Gisteren had ik een gesprek met mijn behandelverantwoordelijke psychiater. Waarom dat zo heet weet ik niet want ik word hier niet echt behandeld. Nou ja, helemaal waar is dat niet. Ik krijg elke maand een spuit. Die heb ik geaccepteerd na lang zeuren van mijn moeder, van de leiding hier, en op advies van mijn advocaat, die zei: “Laat in ieder geval zien dat je van goede wil bent, dan kan de rechter die over de RM (Rechterlijke Machtiging) moet beslissen dat ook in zijn overwegingen meenemen.” Maar ik heb niet het idee dat ik er iets mee opschiet. Op de laatste zitting zei de psychiater dat deze spuit in 25 procent van de gevallen toch geen effect heeft en dat er dus een risico blijft bestaan dat ik kinderen ga misbruiken. Ik zit hier nog steeds op de observatieafdeling, over een maand wordt er beslist waar ik naartoe moet. Mijn behandelverantwoordelijke psychiater vroeg mij: “Trek je je nog wel eens af nu je die spuit hebt?” Ik zeg: “Nee, ik heb er helemaal geen zin meer in.” “Je speelt er ook niet een beetje mee om te kijken of hij nog stijf kan worden?” vraagt hij. Ik zeg dat ik mijn jongeheer nog wel eens aanraak of ’s morgens merkt dat ik wakker word met mijn hand ertegen aan, maar dat ik geen enkele behoefte heb om ermee te gaan zitten spelen. “Nou, dat is mooi, dat gaat de goede kant op”, zegt hij. Ik vraag hem hoe hij nu gaat bewijzen dat ik geen gevaar ben. Ik ben nooit een gevaar geweest, maar dat kan ik hem toch niet aan zijn verstand brengen, dus ik leg me bij die ‘behandeling’ neer omdat ik hier nog een keer uit wil komen, en dat kan alleen als de psychiater tegen de rechter zegt dat ik geen gevaar oplever als ik vrijgelaten word. Helemaal vrij, dat zit er niet in, maar een dagbehandeling zou al een stuk schelen. Dan heb ik tenminste nog een beetje vrijheid om naar buiten te gaan, misschien om werk te krijgen.
“Nou, Arjen, ik vind het eerlijk gezegd een beetje eng als ik eraan denk dat jij vrijgelaten zou worden. Je kunt hier wel rustig zijn, of net doen alsof je rustig bent, maar wat gebeurt er als de deuren van deze inrichting achter je dichtgaan? Als er dan een klein jongetje op de fiets langskomt, hoe weet ik dan dat je die niet van zijn fiets afsleurt?” Ik moet mij echt inhouden om niet uit mijn vel te springen. Ik zeg: ”U weet niets van pedofielen. Een pedofiel houdt van kinderen, en zal ze nooit kwaad doen. Hoe komt u erbij dat ik een jongetje van zijn fiets zou sleuren? Misschien zijn er wel mensen die dat doen, die zijn gevaarlijk en slecht. Ik zou dat nooit doen!”
“Maar vind je het idee ook niet in een klein beetje spannend?” vraagt hij. “Ikzelf vind het wel een spannend en opwindend idee om een vrouw van haar fiets te sleuren en haar te verkrachten. Heb jij dat niet met kleine jongetjes?” Ik zeg nogmaals dat ik dat absoluut niet heb.
“Wat vind je van kinderporno?” vraagt hij. Ik zeg dat als kinderporno misbruik van kinderen is dat ik er niets van moet hebben. “Maar toch had je kinderporno in het bezit, daarom zit je hier. Hoe zit dat dan?”
“Er is bij mij inderdaad kinderporno gevonden. Die had ik in bewaring voor iemand die in scheiding lag en bang was dat zijn vrouw dat tegen hem ging gebruiken om hem de toegang tot de kinderen te ontzeggen. Maar ik had niet eens een videospeler. Wat ze bij mij hebben meegenomen waren ook tijdschriften van de vereniging y en kinderonderbroekjes. Ik heb eerlijk verteld dat ik daar opgewonden van word en dat ik mij daarop afgetrokken heb. En als ik zo nodig naar kinderporno zou willen kijken, dan had ik toch wel een computer gehad zoals zoveel mensen.”
“Hoe weet je dat je op de computer kinderporno kunt vinden?”
“Dat weet toch iedereen? Dat heeft steeds in de krant gestaan, en op de televisie waren er ook programma’s over. Iedereen had er de mond van vol. Iedereen weet dat er een meldpunt kinderporno is. Maar wat heeft dat met misbruik of aanranding of verkrachting te maken? Zelfs al zou ik naar kinderporno kijken, dan ben ik toch geen verkrachter?”
“Weet je wat, ik weet het goedgemaakt. We laten je gewoon vrij en dan weet ik wel een leuke baan voor jou. Als bediende in een kinderkledingzaak. Dan kun je daar de hele dag aan kinderkleding ruiken en dan kun je die kinderen helpen aankleden. Lijk je dat niet leuk?”
Ik word giftig en zeg dat ik iets veel beters weet, namelijk schoolmeester worden. En dan zeg ik: “U weet heel goed dat ik juist zo’n soort werk niet wil. Misschien heel diep in mijn hartje wel, maar je moet de kat natuurlijk niet op het spek binden. Ik wil wel gewoon met een kind kunnen praten, net als iedereen, maar dan verder ook niet. Ik stond van de week tijdens het bezoekuur te bellen en toen kwam er een meisje langs en die keek naar mij en die zei hallo en toen zei ik ook hallo en toen ging ik weer verder met bellen, maar toen werd daar ook meteen iets van gezegd, dat ik dat niet mocht, en dat vind ik onzin.”
“Heb je liever jongens of meisjes?”
“Wat ik liever heb? Ik praat makkelijker met jongens, als u dat bedoelt.
“Maar waarom praat je niet net zo makkelijk met meisjes?”
Met meisjes heb ik nooit zoveel gehad. Ik ken geen meisjes, ik heb geen speciaal gevoel voor ze. Maar jongens vind ik leuk om mee te praten. Ik vind hun verhalen leuk, ze kunnen leuk opscheppen en stoer doen. Ik vind het ook leuk om met ze te spelen, voetballen of tikkertje”.
En dan zeg ik tegen hem dat hij zich daar toch wel iets bij moet kunnen voorstellen, omdat hij immers heeft verteld dat hij homo is, wat dus betekent dat hij ook liever met een man of een jongen te maken heeft dan met een vrouw. Maar hij schudt meteen zijn hoofd en zegt dat dat absoluut bij hem niet het geval is. Hij vindt dat ik de zaken mooier voorstel dan ze zijn, want ik heb toch een misbruikverleden. Dat weet hij dus uit mijn dossier, en ik heb er geen behoefte aan om dat geheim te houden. Tien jaar geleden heb ik twee vriendjes (van 12 en 9) gehad en daar heb ik ook seksspelletjes mee gedaan. Door een stommiteit heeft die ene ouder aangifte gedaan, en zo ben ik toen in deze zelfde psychiatrische inrichting opgenomen geweest. Daarna heb ik nooit meer zoiets gedaan, en ik zou dat ook nooit meer doen.”
Een van de begeleiders heeft mij toevertrouwd dat ik hier nog lang niet weg ben. “Hoe vaker je RM verlengd wordt -dat is nu een keer per halfjaar- hoe slechter je ervoor komt te staan, want het wordt tegen je gebruikt. De psychiaters zullen blijven zeggen dat ze niet 100 procent zeker zijn dat jij geen gevaar oplevert, en de rechter zal elke keer weer besluiten dat je behandeling nog niet voorbij is. Reken maar op minstens 15 jaar.”