vijf&brieven

Vijf korte verhalen destijds verzameld voor een project van stadstoneel Amsterdam geformuleerd als brieven & cultuur, seksuele varianten en meer.

Brief 1: Jongeman, 22 jaarbrieven van pedoseksuelen

Toen ik vijftien was, wist ik het: ik ben anders dan anderen. De hele klas had verkering, maar ik bleef maar kijken naar de kids van de brugklas. Hierover bleef ik maar piekeren: ben ik dan zo’n monster? Ja, concludeerde ik – en dit wil ik niet zijn. Ik vind het vreselijk.
Dus heb ik besloten om dit aan niemand te vertellen, toch een vrouw te zoeken en om nooit met kinderen te gaan werken. Ik ontken het gewoon voor mijzelf en niemand die dit ooit te weten zal komen. Ik ben een technische opleiding begonnen en die vrouw … tja, die heb ik nog niet gevonden.

Brief 2: Man, 67 jaar

Na mijn pensioen, na een drukke baan en gezin, ben ik in een diep gat gevallen. Ineens ben ik met mijzelf geconfronteerd. De gevoelens voor kinderen die ik als twintiger ooit heb gehad, maar weer weggestopt heb, kwamen in volle hevigheid terug. Het werd een obsessie.
Om geen echte kinderen te misbruiken, ben ik kinderporno gaan zien en downloaden. Hielp dit? Nee. Het ontspande even, maar daarna drong de angst voor ontdekking zich op.
Het is ook ontdekt: door mijn vrouw. Die was hier niet blij mee. Het grote geheim waar ik al die jaren mee rond heb gelopen, werd nu ontdekt; ik kon er niet meer om heen. Van meet af aan heb ik de verzorging van de kinderen aan haar overgelaten. Ik durfde mijn kinderen niet in het bad te doen of naar bed te brengen. Bang voor de kinderen? Nee, voor mijzelf.
Het gat waar ik ingevallen ben is nog groter omdat ik als twintiger al heb besloten niet met kinderen te gaan werken; ik ging het zakenleven in. Ook heb ik nooit vrijwilligerswerk met kinderen gedaan, heb eigenlijk al die tijd contact met kinderen vermeden, uit de weg gegaan.
Nu zit ik te verlangen naar iets dat nu niet meer kan. Ik kijk terug op een enorm gat in mijn leven dat niet meer te herstellen is. Ik zit tegen een enorme depressie aan te hikken. Ik ga er maar pillen voor vragen.

Brief 3; Man, 60 jaar

Ik loop nu in de ziektewet. Ik kon er niet meer tegen, liep tegen een burn out aan. Het ergste waren de koffie-, lunch- en theepauzes op het werk, vooral op maandag. ‘En, hoe was het met je wijffie? Heb je nog geneukt?’ … was hét onderwerp van gesprek. Daar zit ik dan, als man-alleen.
Ik weet zeker dat het hele bedrijf over mij sprak, roddelde, achter mijn rug om – dat ik een pedofiel ben. Ik zie het aan de manier waarop zij de andere kant op kijken. Ook de jongeren. Ik weet zeker dat zij op hun mobieltjes zo over mij zitten te praten. Ik zie het aan hun blikken. Ik kan er niet meer tegen.
Dat roddelen, die geruchten, heb ik eerder meegemaakt. Ik heb er twee keer voor moeten verhuizen. Nu woon ik in een complex van kleine appartementen, expres een waar geen gezinnen wonen. Ik kom geen kind meer tegen, wil ik ook niet. Ik zie geen andere keus.
Ik hoorde vertellen van een man, alleenwonend, die door zijn buurt in elkaar geslagen was omdat hij met zijn overbuurjongetje op straat voetbalde. Jeugdzorg had het gezin al gewaarschuwd. Dit gaat dan de hele buurt door.
Daar zie je nu de tijdgeest, waar ik compleet depressief van word. Je kunt nog geen kind aankijken, geen leuke kinderactiviteit meer fotograferen, of je wordt met de nek aangekeken – of erger. De politie jaagt op plaatjes die je vroeger mocht hebben, maar nu niet meer. Het komt allemaal door de media.
Nu zit ik dus thuis. Mijn leven is leeg en zinloos. Plaatjes kijken durf ik niet meer. Ik ben maar gaan gamen.
Via de huisarts kwam ik bij een psycholoog terecht. Die zegt dat ik pedofilie heb, depressie – en autisme. Dit laatste is nieuw voor me. Misschien ligt het niet alleen aan mijn pedofilie; we zullen zien.

Brief 4; Man, 77 jaar

Gevoelens voor kinderen had ik al vóór mijn tienertijd, altijd gehad, en nu nog. Met mijn vrienden op de middelbare school was dit gewoon bespreekbaar: de een valt op dit, de ander op dat, de derde wilde priester worden, dus viel nergens op.
Al als tiener heb ik werken met kinderen als beroep gekozen, hiervoor gedegen opgeleid ook; gehuwd, kind, kleinkind en pleegkinderen gehad; eerder: ‘open huis’ voor buurtkinderen; nu: gewoon met kinderen omgaan, zichtbaar voor iedereen, niet erotisch/seksueel.
In het verleden heb ik driemaal een therapeut ingeroepen; een maal via de NVSH, een maal via een studentenpsycholoog, een maal via de huisarts. Van die therapie heb ik veel baat gehad. Nu vooral van de zelfhulpgroep van de NVSH (JORis).
Mijn gevoelens zetten mij aan tot omgang met en vooral zorg voor kinderen, inclusief ook opvoeding (dus grenzen), ook: zorg voor de zorgdragers. Dit geeft een eigen en specifieke zin aan mijn leven, inclusief vreugde.
Hiervan is vrijwel mijn gehele omgeving op de hoogte. Juist openheid voorkomt roddels en oogst respect. Iedereen kan zien hoe ik met kinderen omga: ‘gewoon’, zorgzaam, met aandacht, niet erotisch.
In de wetenschap zijn heel lang alleen veroordeelden, dus daders onderzocht. Dit mag je niet generaliseren tot ‘de pedofielen’. De laatste jaren is er onderzoek gedaan naar de niet-daders en dit laat een heel ander beeld zien. De overgrote meerderheid is geen dader en wil dit helemaal niet – of niet meer – zijn.
Zo ook ik. Waarom? Het feit (1) dat er kans opschade is, het feit (2) dat geheimhouding voor een kind een (te) zware last is en het feit (3) dat een aanvankelijk positieve beleving van een dergelijk contact/relatie tot in ruim 20 jaar daarna kan omslaan in het tegendeel: de beleving achteraf; mogelijk door invloeden van buiten de persoon zelf, maar toch.

Brief 5; Jongeman, 25 jaar

Tien jaar geleden wist ik het. Ik zat in de derde klas. Alle boys van de klas zaten achter de chickiesaan. Ik bleef maar verliefd staren naar de jongste jongetjes van de brugklas.
Ik ging piekeren: ben ik dan zó? Een Robert M.? Ik werd stil en verlegen, ik verloor alle plezier in het leven. Mijn moeder zag dit en stuurde mij naar een psycholoog. Daar deed ik net alsof ik piekerde dat ik homo was. Hij zei dat ik depressief was. Hij moest wel iéts zeggen, een diagnose heet dit, soort van, of zo voor de verzekering. Ik kwam bij een psychiater die zo eens in de zes weken wel een half uurtje voor mij had. Hij gaf mij pillen tegen depressie. Die heb ik nooit ingenomen; ik deed maar alsof. Ik deed ook alsof het beter ging. Mijn geheim heb ik nooit verteld.
Ik ben op het internet gaan zoeken en zo kwam ik bij een groep voor, zo stond het er, voor mensen die verliefd kunnen worden op kinderen, maar die daar niks mee willen doen, soort van, hè. Precies ik, dacht ik.
Ik zag erg op tegen de kennismaking, met een oudere man, maar dit viel reuze mee. Na een poosje durfde ik in de groep te komen. Ook dat viel reuze mee. Ik trof daar leeftijdsgenoten met hetzelfde gevoel. Die vertelden dat ze het aan hun moeder hadden verteld en dat hun moeder iets zei als “Je blijft altijd mijn zoon!”
Nou, het duurde nog een hele poos, ik was toen 22, en toen heb ik het aan mijn moeder verteld. Die had al lang in de gaten dat er ‘iets was’, maar zijn wist niet wát. Ja, zij zei net zoiets, en later mijn vader ook. Zij wisten er niet meer over te zeggen dan ‘als je maar van kinderen afblijft hè …” Dit beloofde ik, ik wilde het zelf ook. “Zou je niet eens naar een psycholoog gaan?” Ik vertelde van de groep, dat daar ook jonge mensen waren net zoals ik, die ook niks met kinderen wilden doen, en dat juist zij mij aanraadden om het mijn ouders te vertellen.
Ik weet nog dat ik dit in de groep vertelde. Ik kreeg er vragen over. Ik zei, weet ik nog: “Ik vind het fijn dat mijn ouders mij accepteren, maar … nu moet ik mijzelf ook nog gaan accepteren …”
Dit heeft nog twee jaar geduurd. De mensen van de groep, vooral de jongeren, hebben mij hier erg bij geholpen.
Hoe verder? Dat is nog een grote vraag. Een huwelijk en gezin zit er voor mij niet in, weet ik nu wel. En homo-vriend dan, zonder seks? Kan dit wel? Of gewoon vrienden, maar dan zonder seks en als soort van?
Durf ik het aan om iets met kinderen te gaan doen, iets vrijwilligs? Sommigen van die groep doen zoiets, maar anderen vermijden juist elk kind heel bewust. Wat wordt mijn keuze?
Voetbalcoach lijkt me wel iets. Dan ben je toch nooit alleen met een kind en in de voetbal mag de trainer niet bij het omkleden en douchen zijn tegenwoordig. Hij wacht gewoon op het veld en gaat niet mee terug de kleedkamer in.
Nu eerst maar eens een diploma halen en dan een baan, dus woonplaats zoeken. Ik zit in de ICT, dus werken met kinderen zal er niet in zitten. Dus misschien toch maar coach worden.